Het ontgaat niemand. Binnen en buiten Europa heeft Vrouwe Justitia het moeilijk. Nederland doet ook zijn best haar aan de kant te zetten. Zou zij niet een beter lot verdienen? Zo ja, hoe?
Vrouwe Justitia als hoedster van het recht?
Als men nagaat hoe in een “rechtsstaat” het recht gegarandeerd wordt, ziet men heel wat verschillen per land. Weliswaar is er nauwelijks, zeker in de westerse wereld, een land te vinden dat zich niet tooit met het epitheton “rechtsstaat”, maar de verschillen zijn groot. In de Rule of law index wordt sinds 2016 een rechtsstaat-recessie vastgesteld. Van belang voor vaststelling en waardering is het antwoord op de vraag naar de mate waarin en de wijze waarop Vrouwe Justitia in het staatsbestel vaste voet aan de grond heeft. Hoe men de criteria ook hanteert, geen enkel land voldoet geheel aan wat zij vereist in de wijze waarop “de overheid” haar rol vervult. Macht speelt in alle landen een rol. Geen enkele machthebber is genegen die rol prijs te geven. Ook in ons land is het niet best gesteld met de toestand van deze Vrouwe. De uitslag van de laatste verkiezingen heeft tot gevolg dat bij onze overheid een mentaliteit heerst van “laissez faire, laissez aller” en “après nous le déluge”.
Macht en recht
De Franse revolutie is een belangrijk historisch gegeven in onze Europese staatsgeschiedenis. Zij laat zien dat opstand tegen de overheid ertoe geleid heeft begrip voor het “recht” te kiezen. In de ontwikkeling van dat gegeven hebben de “mensenrechten” hun intrede in het staatsrecht gedaan. Tot op de dag van vandaag wordt in en buiten Europa waarde gehecht aan die rechten, – vaak in naam – en handhaving ervan her en der te wensen overlaat. In Europa hebben we een Europees Hof voor de rechten van de mens. Al met al geruststellend voor wie er het vertrouwen aan ontleent. Sinds 1789 is er op het terrein van de mensenrechten voorruitgang geboekt. WO II kon er echter niet door worden voorkomen, een Europese Hof was er nog niet. Zou het er geweest zijn, dan zou ook dat die oorlog niet hebben belet. Ook nu is er geen reden om dit Hof die positie toe te dichten. Rusland heeft dit Hof ook erkend. Mensenrechten zijn kennelijk “ter beschikking” van de macht. Ook in ons land was de “macht” genegen daarover te onderhandelen.
De les van W.O. II
In heel wat Europese landen is er een les getrokken uit de ellende die door de Tweede Wereldoorlog mensen werd aangedaan. Met name is in veel landen ervoor gezorgd dat een betere grondslag constitutioneel werd vastgelegd om te voorkomen dat nogmaals machthebbers op hun wijze het noodlot van zeer veel mensen zouden kunnen bezegelen. De drie staatsmachten, wetgevers, bestuurders en rechters, aanvaardden toen het “recht” niet en hadden de oorlog veroorzaakt en bevorderd. De macht had gezegevierd totdat zij zelf sneuvelde. In de toekomst zou een dam worden opgeworpen om zoveel door een overheid gesticht onheil tegen te gaan. In veel landen leidde tot een constitutioneel hof met garanties ter controle op de drie bekende machten. Duitsland heeft daaraan in hoge mate voldaan. Het Grundgesezt wenst ter voorkoming van een handelen door de machthebbers, zoals in de jaren ’30 van de vorige eeuw is geschied, zo’n aparte instelling. De burger zou tegen de macht van de overheid beschermd moeten worden. Ook in andere Europese landen werden soortgelijke voorzieningen getroffen. Nederland is daartoe nooit bereid gebleken. Onze overheidsmachten blijven liever hun eigen baas.
Immuniteit
Onze Grondwet verleent geen immuniteit aan leden van het kabinet. Zij zijn gebonden aan de Grondwet, waarop zij hun eed/belofte afleggen. In zoverre is er een duidelijke basis voor Vrouwe Justitia. Hier doemt een gebrek van wezenlijke aard op. Handhaving ter nakoming van de eed/belofte geschiedt niet. Als er al van een rechtsstaat sprake zou zijn is deze niet meer dan een papieren tijger voor de drie machthebbers. Nederland is zeker niet het enige voorbeeld ervan. In de USA bleek het Supreme Court over het optreden van Trump als president in zijn eerste ambtsperiode aan “Vrouwe Justitia” geen waarde te hechten. Met een beroep op vermeende immuniteit zou naleving van de eed op de Grondwet voor hem niet aan de orde hoeven te zijn. Als immuniteit de eed zou ontheffen van nakoming kan hij beter geschrapt worden. Dat scheelt een leugen. Hoewel handhaving van het recht niet bepaalt wat rechtens geldt, zorgt toepassing ervan dat recht heerst en beheerst.
Twee voorwaarden voor een rechtsstaat.
Aan twee voorwaarden dient in het algemeen minimaal, en dus ook voor ons land, te worden voldaan zo het epitheton “rechtsstaat” voor toepassing in aanmerking zou kunnen komen. Het ene betreft de aanwezigheid van een instantie die bevoegd in staat en geschikt is om het doen en laten in de uitoefening van hun ambt de bewindslieden, parlementariërs en rechters te toetsen op de naleving van de Grondwet en hun ambtseed. Een tweede in het verlengde daarvan gelegen voorwaarde is de controle op en de zorg voor de handhaving ervan. Ter effectieve handhaving volstaat een grondwettelijke regeling die regels stelt voor de machtuitoefening niet. Regels alleen zijn onvoldoende. Een onafhankelijk en buiten de drie machten gelegen instituut is nodig voor de nakoming van hetgeen de ambtsplichten inhouden. In veel landen wordt aan deze voorwaarde niet voldaan. Het zijn “papieren” rechtsstaten.
Conclusie
De Nederlandse staatsinrichting houdt geen garantie in voor een rechtsstaat. Vrouwe Justitia krijgt geen grondwettelijke steun om de drie machten te controleren op hun doen en laten overeenkomstig hun eed/belofte. Met verkiezingen, die niet meer zijn dan procedures, wordt volstaan. Ook de benoemde ambtsdragers worden niet extern gecontroleerd. Of zij bekwaam en geschikt zijn om het recht te dienen plegen zijzelf te beoordelen. Er valt dus heel wat te veranderen voordat onze staat is wie hij beweert of geacht wordt te zijn. Het volk kiest, maar de macht zal zich in een rechtsstaat aan het recht moeten houden. Dat Vrouwe Justitia in doodsangst verkeert onder het huidig machtsgesternte zal niemand hoeven te verbazen!
Hub. Hennekens is emeritus hoogleraar Staats- en bestuursrecht aan de Radboud Universiteit en oud-lid van de Raad van State.